Phia Baruch: Een onberispelijk Huis

  Het was inderdaad een feilloos ingericht huis. Met zijn voorname kamers grenzend aan een diepe marmeren gang. Binnenskamers de wel overlegd geplaatste moderne meubelen die leken te baden in een weelderig raamdécor. Antoine had het mij allemaal voldaan getoond want hij wist dat ik de hoge bergen kende waar hij tegenop getornd was om hier te komen. Híer waardoor hij zich dat kon veroorloven.

Zijn luxe auto in de garage geparkeerd en een dienstbare onder handbereik om ons van een kleine fijne lunch te voorzien. Iets wat heel belangrijk is voor Antoine die toen ik hem vroeger kende door zijn tamelijk zorgeloze familie alleen maar A werd genoemd.
Alles draaide bij hem thuis nu eenmaal om hun geloof in politieke overtuigingen en idealen die de wereld zouden redden. Het kind was een onverwachte vriendelijke bijzaak.

Er is altijd wel ergens zo'n kleurrijke familie te vinden waarover literair talent graag een dik boek schrijft omdat er ook zoveel menselijke zwakheden gepolijst in voorkomen dat nagenoeg iedere lezer geschrokken er bijna iets van zichzelf in herkent. Maar zelf ben je dan toch wel ánders. In ieder geval heb ik met A in onze vroege kindertijd veel onmacht en onbegrip gedeeld.

Als zijn chaotische familie hem weer eens naar school had gestuurd die op die dag - zoals iedereen wist - gesloten was deelden wij samen onze speeltijd. Allebei hadden we toen een warme sympathie voor het grote lichtbruine konijn in het kleine houten hokje achter het huis waar ik toen woonde.

We waren er zeker van dat het konijn alles verstond wat wij zeiden en hadden diep medelijden met hem omdat hij daar gevangen zat. Hij werd heel goed verzorgd maar daar keken wij toen op die leeftijd al dwars doorheen. "Hij zou vrij moeten zijn, "zei ik.

"Als niemand het van ons in de gaten kreeg zouden we je bevrijden," beloofde A dan aan het grote zachte dier. "We zouden je in de grote wei weg laten hollen en je mocht een holletje vinden om te wonen onder de dijk En daar mocht je lekker wonen." Het was alsof ik de doelbewuste vastberadenheid van hem toen al herkende. Ik luisterde met glanzende ogen toe.

Het was net of het konijn ons ook begreep. Maar op een dag gebeurde er iets vreemds. We waren een tijdje niet achter het huis geweest toen de boer ons vertelde dat het konijn door onbekende oorzaak niet meer leefde. Hij was ziek geworden en lag nu dood naast het hok. Wij mochten er wel naar kijken maar niet er aan komen. De boer zorgde ervoor dat hij daarna begraven werd.

A en ik reageerden ontzet want het konijn was onze vriend geweest. We overlegden en vroegen ons af wat we daaraan konden doen. Niets... wisten wij. "Als we groot waren hadden we hem wel weg laten lopen," zei ik. "Maar nu kijk ik wel uit..."

"Kinderen moeten zo gauw mogelijk groot worden,"vond A ook. Maar opeens besloten wij samen op het weiland een begrafenisdienst voor hem te houden om hem te eren.

Wij wisten wij niet zo precies hoe grote mensen dat deden maar begrepen best dat we hun ook niets over ons plan moesten vertellen. "We moeten voor hem bidden,'zei ik. "En drie keer zingend in de rondte lopen naast de plek waar hij gewoond heeft," zei A.

"En dan nog een liedje voor hem zingen,"zei ik. " Dat hebben we gedaan in een heel plechtige sfeer op het stukje weiland naast het nu lege konijnenhok. Ik weet niet meer wat we zongen maar het was ons afscheid. In de jaren daarna gingen we onze eigen weg.

En nu ben ik zoveel jaar later op bezoek bij Antoine in zijn grote huis. We genieten enorm van deze ontmoeting na al die tijd. We zijn allebei heel gelukkig en tevreden met de plek waar we nu zijn. We hoeven niet zo veel aan elkaar uit te leggen. Het is bizar maar we hoeven ook niet veel te zeggen want we begrijpen elkaar. We beginnen met zelfvertrouwen aan de lunch.

"Kies maar wat je wilt drinken,"zegt hij. En met een glimlach: "Op een gezamenlijk verleden en heel veel om te delen. Zoek maar uit wat je wilt eten..."
Natuurlijk was het een vegetarische lunch want er zijn voor iedereen dingen uit je jeugd die je nóóit... echt nóóit zult vergeten!

ILLUSTRATIE: EDGAR VOS