Moderne tijden vragen om moderne wetten
De snelle technologische vooruitgang en de opkomst van digitalisering maakt het nodig onze wetten aan te passen aan de nieuwe realiteit van de digitale wereld. Dat betreft omvat wetten met betrekking tot cybercriminaliteit, bescherming van gegevens en van zakelijke persoonlijke online veiligheid.
Het innoveren van de wet is ook nodig op het gebied van werkzaamheden die door ambtenaren en kamerleden of regeringsleden worden verricht. Het is bijvoorbeeld belangrijk te waken voor fraude , corruptie of seksueel misbruik etc. Ook machtsmisbruik en obstructie van de rechtsgang maken het nodig om een met een transparant en onafhankelijk proces te kunnen reageren om klachten te onderzoeken en daders te vervolgen voor deze misdrijven.
De wetten die bepalen hoe we Kamerleden en bewindspersonen vervolgen als ze misdaden begaan tijdens hun ambtstermijn zijn behoorlijk verouderd. De regering, gepresenteerd door minister Yeşilgöz-Zegerius van Justitie en Veiligheid en minister De Jonge van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, is van plan deze wetten te moderniseren. Het probleem met de huidige wetgeving is dat het proces om een Kamerlid of bewindspersoon te vervolgen voor een misdrijf dat hij of zij tijdens hun ambtstermijn heeft begaan, nu wordt bepaald door politieke organen zoals de regering of de Tweede Kamer.
Dit systeem dateert uit 1848 en is niet langer effectief. Een ander probleem is dat er geen mogelijkheid is voor hoger beroep, wat een fundamenteel recht is.
Om dit op te lossen, stellen de ministers voor om de beslissing om een Kamerlid of bewindspersoon te vervolgen over te dragen aan de onafhankelijke procureur-generaal bij de Hoge Raad. Dit betekent dat de vervolging wordt behandeld volgens de normale regels van het strafrecht, met een proces voor de rechtbank en de mogelijkheid van hoger beroep en cassatie.
Dit vereist een wijziging van de grondwet, waarbij de rol van de procureur-generaal bij de Hoge Raad wordt vastgelegd.
Om dit proces vooruit te helpen, wordt een moderne regeling voor de opsporing en vervolging van misdrijven door Kamerleden en bewindspersonen voorbereid in het Wetboek van Strafvordering. Hierbij krijgt de procureur-generaal bij de Hoge Raad de leiding over het onderzoek, en de huidige wet uit 1855 die de Tweede Kamer betrekt bij het onderzoek wordt afgeschaft.
De ministers hebben hun voorstellen voor de wijziging van de wetten in een brief aan de Tweede en Eerste Kamer gestuurd. Daarmee wordt een belangrijke stap gezet naar een meer hedendaagse en effectieve aanpak van ambtsmisdrijven.